Gisteren kwam de Man zonder boodschappentas al even polsen hoe het met de eieren was. Vannacht hoorde Zwaan het craquelé in het eerste ei schieten, en dat geluid was het teken voor de andere zes om ook aanstalten te maken. Bij het vroege ochtendgloren waren alle zeven zwaantjes uit hun ei gekropen. Zwaan liet haar kinderen drogen onder haar vleugel. ‘Zijn ze niet prachtig?’ zei ze tegen haar man. ‘Gezond en wel. Alles erop en eraan. Vijf grijze en twee witjes. Die grootste grijze lijkt op jou, liefje.’
Trots keek Zwanenman naar zijn gezin.
Ah, daar komt de Vrouw zonder laptop aangelopen, samen met haar man. Hun kat trippelt een stuk achter hen aan. Ze komen op kraamvisite. Gelukkig maar eventjes, want kraamvisites duren moeders altijd te lang.
Mooi, ze houden goed afstand. Meer dan 1,5 meter.
‘Ach, wat schattig,’ prevelt de vrouw.
‘Hoeveel zijn ‘t er?’ vraagt de man zich af.
Zwaan trekt haar vleugel een stukje omhoog.
‘Vier zie ik er, kijk dan, ze doet haar vleugel omhoog, zo trots is ze.’
Die vrouw kan niet tellen. Nog een keer tilt Zwaan haar vleugel op – de vrouw heeft haar tenslotte ook een inkijkje gegeven bij haar thuis op nummer 13.
‘Of nee, zes, volgens mij,’ telt de vrouw. ‘Ja, zes.’
‘Zeven tel ik,’ zegt de man. ‘Het is vandaag ook nog eens Moederdag. Lief, zo’n kersverse moeder. Alweer twintig jaar geleden dat jij er ook één werd, ik vergeet dat moment nooit meer.’
De vrouw glimlacht. ‘Ach, wat gaat de tijd toch snel,’ mijmert ze.
‘Leuk als ze straks mee het water in kunnen.’
‘En daarna lekker eigenwijs worden.’ De vrouw zucht zacht.
‘Dat ze hun eigen zinnetje gaan doen,’ zegt de man.
‘En niet meer luisteren naar hun ouders.’
‘En dat het dan ineens zover is dat ze hun eigen leven gaan leiden in een andere stad.’
De Vrouw zonder laptop legt haar hand in die van haar man. ‘Zullen we straks even op en neer naar Leiden om te zien of alles wel goed met haar gaat …?’