‘Wat voer jij daar in je schild, Beest?’
‘t Mens stapt de tuin in, waar Kat gebiologeerd tuurt naar een grijsgepantserd dingetje op de bank. Het ding beweegt niet meer sinds hij het met z’n rechterpoot een voorzichtig zetje gaf.
‘Hè, jasses, een pissebed,’ zegt ‘t Mens. ‘Jammer dat die schurkenkikker er niet meer is om dit weg te werken. Of die lompe duif, waar is die de laatste dagen gebleven?’
Misprijzend kijkt Kat naar ’t Mens.
Daar komt de Fransman. ‘Ah, un cloporte,’ zegt hij met bewondering in zijn stem. ‘Fantástisch diertje.’
De Fransman vindt meer dingen en dieren fantastisch dan dat hij mensen fantastisch vindt. Daarom houdt Kat van de Fransman.
‘Nou, fantastisch, fantastisch, dat lijkt me wat overdreven,’ zegt ’t Vrouwmens onderkoeld.
Meisje 3, die de tuin tot haar dansgebied heeft uitgebreid omdat ze zich daarin onbespied waant door de buren en haar zussen, haalt de muziek uit haar oren en voegt zich bij haar vader.
De voelsprieten van het ding beginnen nu een beetje te trillen.
‘Gatsie, een pissebed.’ Van afschuw knijpt Meisje 3 haar ogen samen.
De Fransman zucht. ‘Wat zijn jullie toch een stelletje kippetjes,’ zegt hij. ‘Kijk nou eens goed naar dit diertje. Oersterk.’
Kat springt op de tuinbank. Het ding lijkt nu een voorzichtig stapje te gaan zetten met één van zijn zeven paar pootjes.
‘Wacht, ik zal je wat laten zien.’ De Fransman haast zich naar binnen en komt terug met een fossiel. ‘Een trilobiet,’ zegt hij en legt de reus naast de pissebed. ‘Hij doet me denken aan deze ouwe jongen. De pissebed overleeft alles, al miljoenen jaren lang.’
Meisje 3 vergelijkt de schilden. ‘Corona zal hij dan ook wel overleven.’
‘Dat zeker. De mensen hebben deze pissebed niets te vertellen. Hij is ze allemaal de baas.’
‘Maar stel dat de mensen de crisis niet overleven, worden wij dan ook fossielen?’
‘Dat ligt eraan in welke grond je terechtkomt. Hier zullen we gewoon vergaan.’
‘Behalve mama, want die is natuurlijk nu al een fossiel.’ Ze moet lachen om haar eigen grap.
‘Wat voeren jullie in je schild?’ roept ’t Mens dat met een doek over haar hoofd in de hangmat is gaan liggen, nu ze voor de zoveelste keer het uitmesten van het huis, zelfs in delen, heeft uitgesteld. ‘Geen grappen over mij, hè?’
‘We zouden niet durven,’ zegt Meisje 3 samenzweerderig.
‘Echt niet,’ zegt haar vader schuldbewust. ‘Hè, Dizzy, wat jij?’
Kat doet geen moeite een snode grijns te onderdrukken.