’t Mens staat voor het raam. Waar twee dagen geleden nog blije bijtjes rond de kersenboom in de tuin zoemden, sneeuwt het er nu witte bloesemvlokken. Het is alsof iemand aan een transparante sneeuwstolp schudt, waar op een kwade dag heel nummer 13 met bewoners en tuin en al stiekem onder geplaatst lijkt te zijn.
Op nummer 13 leven ze sinds ongeveer een maand ‘Het Nieuwe Normaal’.
Kat laaft zich aan HNN nu iedereen altijd maar thuis is. Regelmatig rolt hij met z’n poten in de lucht om zich over zijn buik te laten aaien.
Voor ’t Mens en De Fransman zijn de kleine geneugten des levens de grote geworden.
De Fransman gedijt ook goed bij HNN. Hij lacht meer, leest meer, luistert naar muziek, speelt avond aan avond ‘Ticket to ride’ met zijn Meisjes en de Schoonzoon, hij probeert eens een nieuw gerecht te bereiden, en verzucht geregeld dat dit leven lijkt op het leven dat hij leidde voordat hij zich in de fuik van de bloemenveilingbaan liet manoeuvreren: prettig overzichtelijk en niet draaiend om harde productiecijfers.
’t Mens heeft een paar tandjes teruggeschakeld en lijkt sowieso weinig meer uit te voeren. Krijgt de lethargie vat op haar?
Kat vindt het verdacht.
Meisje 2 is de quarantainetijd, en met name het verhoudingsgewijs bizar veel extra huiswerk dat de school haar geeft, spuugzat. Daar staat tegenover dat de Zoom-lessen soms verrassend weinig tijd vergen.
‘Aardrijkskunde duurde gister 1 minuut en 24 seconden,’ vertelt ze. ‘De leraar zei: “Hoe gaat het? Hebben jullie nog vragen? Nee? Joe!”’
Gelukkig is de meivakantie voor haar aangebroken, alleen heeft ze zojuist haar lievelingsmok met de Grote Beer erop in duizend stukjes laten vallen. Ze moet er haast van huilen, maar een meisje van zeventien dient zich nu eenmaal groot te houden.
Meisje 1 zit in de tuin. Haar telefoon gaat. Niemand heeft door hoe haar gezicht ineens gaat stralen. Alleen Kat merkt het op, tussen de wimpers van zijn halfgesloten ogen door. Op zijn rug ligt hij bij haar, zijn voorpoten losjes om haar masserende, vrije hand heen.
‘Het appartement: het is voor ons!’ roept Meisje 1 als ze heeft opgehangen. ‘Ons’ betekent zijzelf en haar twee vriendinnen, die na een lange, kritische zoektocht eindelijk het ideale appartement in Leiden hebben gevonden.
Kat schrikt van het gat dat zij in de lucht springt, en schiet naar binnen.
‘Béést,’ roept ’t Mens. ‘Doe niet zo achterlijk.’
Uit het gat in de lucht dwarrelt de sneeuwbloesem omlaag.
’t Mens staat voor het raam en kijkt naar haar blije kind.
Ze steekt twee duimen op en stapt de tuin in om haar te feliciteren.
Ze is blij en ook een beetje verdrietig. Haar oudste gaat nu echt uitvliegen.
Verhuizen in coronatijd.
Kat zou wel met Meisje 3 mee willen, zelfs als hij dan z’n tuin zou moeten missen.
De kersenbloesemvlokken dwarrelen in het gras. ’t Mens kijkt omhoog. Het sneeuwt in de tuin en het sneeuwt in haar hoofd.